De extreemrechtse PVV van Wilders kreeg met een terugval van 37 naar 26 zetels een zware klap te verduren. Links slaagde er op geen enkele manier in om campagne te voeren met een strijdbaar alternatief voor het kapitalistische beleid.
De zogenaamde ‘progressief liberalen’ van D66 veerden terug van 9 naar een recordaantal van 26 zetels en behaalden iets meer stemmen dan Wilders. D66 voerde campagne met een ‘yes we can’-achtig positivisme, maar schoof ook op naar rechts op kwesties als patriottisme en migratie.
De uitslag betekent niet dat er weer politieke en sociale stabiliteit komt. Integendeel, een komende coalitie, van welke samenstelling dan ook, zal het anti-migratiebeleid voortzetten, daarmee de polarisatie verder aanjagen en bezuinigingen doorvoeren om de militarisering te bekostigen.
Coalitie met extreemrechts faalde
Wilders brak met zijn eigen coalitie. Die kreeg naast luidruchtige anti-immigratie uitspraken bar weinig voor elkaar en stond bekend om incompetentie, chaos en onderlinge strijd, aangewakkerd door Wilders zelf. De reden dat hij de stekker eruit trok en opriep tot een nog repressiever anti-immigratiebeleid, ook al was zijn eigen minister Faber daarvoor verantwoordelijk, was dat hij hoopte zijn daling in de peilingen te herstellen. Dit leek even te werken, maar liep in de laatste weken van de campagne en op de verkiezingsdag beroerd voor hem af.
Samenwerking met extreemrechts blijkt vergif
De VVD, jarenlang de belangrijkste kapitalistische partij en verantwoordelijk voor het feit dat de PVV niet langer werd uitgesloten, moest voor het eerst sinds jaren genoegen nemen met een ondergeschikte rol nu Wilders de touwtjes in handen had. VVD, de nieuw opgerichte ‘partij van fatsoenlijk bestuur’ NSC en de BBB onderschreven de fanatieke en vaak ongrondwettelijke anti-immigratie-eisen van Wilders. Nadat de coalitie uit elkaar viel, ontsnapte de VVD ternauwernood aan de ramp die de peilingen voorspelden en verloor slechts 2 zetels (van 24 naar 22). De BBB ging echter van 7 naar 4 zetels. De NSC bleek een eendagsvlieg en verloor in één klap al haar 20 zetels.
Deze ontwikkelingen tonen de inherente instabiliteit aan van politieke formaties die zich baseren op een kapitalistisch systeem in crisis. Maar ze tonen ook aan dat het gevaarlijk is voor minder rabiate partijen om met extreemrechts in zee te gaan.
‘Links’ slaagt er niet in een alternatief te bieden
Linkse en centrumlinkse partijen behaalden een diepterecord met samen 30 zetels, wat aantoont dat de meeste arbeiders en jongeren terecht vinden dat geen van deze partijen voor hun belangen opkomt. Deze 30 zetels omvatten een magere 20 zetels voor het gefuseerde GL-PvdA, dat 5 zetels verloor – een resultaat dat Timmermans tot aftreden dwong. Hun programma bevatte maar weinig concrete eisen waarmee de werkende klasse zich kon identificeren en beloofde in feite dat een beter functionerend kapitalisme onder een coalitie van het politieke ‘midden’ zou leiden tot een rechtvaardigere samenleving. Het is geen toeval dat D66, een stukje rechtser dan GL-PvdA maar met een jongere en meer dynamisch ogende leider, dat min of meer hetzelfde beloofde, 20% van zijn resultaat behaalde onder voormalige GL-PvdA-stemmers.
De ‘sociale coalitie’ van de SP: met het CDA
De SP begon veelbelovend door aan het begin van de verkiezingscampagne een meer links programma te presenteren, met loonsverhogingen, belastingheffing voor de rijken en een grootschalig plan voor sociale woningbouw. Daarmee stegen ze in de peilingen naar 7 zetels. Partijleider Jimmy Dijk bleef echter hameren op de noodzaak van een ‘sociale coalitie’, met inbegrip van het CDA, nota bene de traditionele partij van de Nederlandse bourgeoisie die de afgelopen decennia deelnam aan de meeste bezuinigingscoalities. De prille steun die de SP had verworven, verdween daarmee als sneeuw voor de zon. Ze gingen van 5 naar 3 zetels, het zesde opeenvolgende verlies bij parlementsverkiezingen sinds hun recordresultaat van 25 zetels in 2006.
‘Het kan wel’: een coalitie vormen?
De 26 zetels van D66 zijn er niet veel meer dan de 24 zetels die ze bij de verkiezingen van 1994 en 2021 behaalden. Nieuw is wel dat ze nu de grootste zijn, waardoor Rob Jetten als eerste mag proberen een coalitie te vormen. Aangezien Wilders voorlopig door de grote partijen is uitgesloten, heeft Jetten de steun van ten minste vier andere partijen, waaronder JA21, een ‘nette’ versie van de PVV, nodig om een openlijk rechtse coalitie te vormen. Deze laatste optie is niet uitgesloten, maar zou D66 afhankelijk maken van haar meer rechtse partners. Ten tweede, en nog belangrijker, zou de meerderheid nog steeds klein zijn, waardoor zo’n coalitie kwetsbaar zou zijn voor haar meest rechtse, maar kleinste deelnemers.
Stabiele regering?
De werkgeversorganisatie VNO NCW klaagde na de val van de vorige regering dat zij het eens was met de hoofdlijnen van het beleid, maar zich stoorde aan de instabiliteit. De bazen willen een stabiele regering. Dat is ook de wens van de belangrijkste zogenaamde centrumpartijen D66, CDA, GL-PvdA en VVD. Hoewel de VVD vooralsnog volhoudt niet in een coalitie met GL-PvdA te stappen, zal Jetten toch eerst proberen een coalitie van deze vier partijen te vormen, die waarschijnlijk een min of meer solide meerderheid zou hebben.
Coalitie van crisis en bezuinigingen
De komende coalitie, hoe die er ook uitziet, zal geen stabiliteit bieden. Geen enkele partij was zo onverstandig om campagne te voeren met de bezuinigingen die ze van plan zijn door te voeren, maar uit de cijfers achter hun programma blijkt dat ze serieus willen gaan snijden. Er zijn bezuinigingen in aantocht op de publieke sector, de gezondheidszorg, de werkloosheids- en arbeidsongeschiktheidsverzekering en het onderwijs. En dat is tegen de achtergrond van een nog steeds groeiende economie, een klein begrotingstekort en een relatief lage staatsschuld. Het geld is echter nodig om de militarisering te betalen, die tientallen miljarden euro’s zal kosten. Als, of liever gezegd wanneer, er een recessie komt, zullen de bezuinigingen veel ingrijpender worden
Werknemers zullen de komende aanvallen echter niet zomaar accepteren. De afgelopen periode hebben we succesvolle stakingen gezien over lonen en arbeidsvoorwaarden, in traditionele sectoren zoals de spoorwegen, de havens en Schiphol, maar ook in nieuwe sectoren zoals de apotheken. Er zal nog meer volgen. Vakbonden in het hoger onderwijs hebben al een eendaagse staking aangekondigd tegen bezuinigingen op 9 december.
Polarisatie tiert welig
Ook zal de volgende coalitie te maken krijgen met vijandigheid tegen (im)migranten. Nu ze hebben toegegeven aan het tot zondebok maken van immigranten voor de kwalen van het kapitalisme, komen deze partijen erachter dat het makkelijker is om het racisme los te laten dan om het weer in zijn kooi te krijgen. Het verlies van Wilders wordt in de pers geprezen als een overwinning voor positivisme en verstandig beleid, maar denk maar niet dat de trend naar verdere polarisatie is gestopt. Integendeel.
Enerzijds omarmen bijna alle partijen nu op de een of andere manier openlijk een anti-migratiebeleid, in navolging van de PVV die immigranten tot zondebok maakt voor veel, zo niet alle, sociale misstanden, zoals de woningcrisis. Zelfs GL-PvdA en de SP zijn het erover eens dat migratie moet worden beteugeld.
Anderzijds is het verlies van Wilders de winst van de twee andere extreemrechtse partijen, JA21 en FvD, waardoor deze drie partijen samen van 41 naar 42 zetels zijn gegaan. De meest fanatieke van deze twee is de FvD, die van 4 naar 7 zetels is gegroeid, 60.000 leden claimt, een levendige jongerenorganisatie met zomerkampen heeft en semi-fascistische tendensen vertoont.
Gewelddadige protesten tegen plannen voor asielcentra
Tijdens de verkiezingscampagne hebben we al een toename gezien van vaak gewelddadige protesten tegen plannen voor nieuwe of uitgebreidere centra voor asielzoekers in een reeks steden, geïnfiltreerd of aangesticht door extreemrechtse en fascistische groeperingen. De demonstratie tegen migratie in Den Haag mondde uit in een gewelddadige rel door meer dan duizend extreemrechtse elementen, die ‘Sieg Heil’ riepen en rechtse vlaggen zwaaiden en onder andere het kantoor van D66 aanvielen. Dit leidde ongetwijfeld tot sympathie voor D66 bij sommige kiezers.
De werkende klasse is politiek monddood – er is een alternatief nodig!
De traditionele massapartij van de werkende klasse, de PvdA, nu gefuseerd met GroenLinks, staat sinds de jaren 90 openlijk aan de kant van het kapitalisme en neemt deel aan of leidt regeringen die bezuinigingen en privatiseringen doorvoeren. De exclusieve focus van de SP op verkiezingsresultaten en deelname aan kapitalistische coalities heeft geleid tot voortdurende neergang. Het resulterende enorme vacuüm aan de linkerkant heeft de deur geopend voor een steeds grotere polarisatie.
Dat de werkende klasse net als in veel andere landen politiek monddood is gemaakt, wil echter niet zeggen dat ze bezuinigingen zonder slag of stoot over zich heen zal laten komen. De recente toename in omvang en frequentie van stakingen laat zien dat werknemers weliswaar geen politiek thuis vinden in een partij, maar wel bereid zijn voor zichzelf op te komen. Ook al is het totale aantal vakbondsleden nog steeds enigszins aan het dalen, de afgelopen twee jaar is er een aanzienlijke stijging van 50% te zien in het aantal nieuwe leden onder jongere werknemers en vrouwen.
Vakbondsstrijd is nodig, maar niet genoeg. Er moet een nieuwe massale strijdende partij van de werkende klasse worden opgebouwd, een partij die een echt alternatief kan bieden voor de werkende bevolking en die gebaseerd is op de bredere arbeidersbeweging.
In een volgend artikel zullen we ingaan op het falen van het (Nederlandse) kapitalisme en een meer specifieke analyse geven van de daaruit voortvloeiende sociaal-economische problemen. We zullen ook ingaan op de noodzaak van strijdbare vakbonden, een massale strijdbare partij van de arbeiders en een socialistisch programma.

Plaats een reactie